Combative by nature, Annik Rachel Klaes converts her unremitting belief in culture into a creative commitment. In her artistic practice she examines contemporary society for its values and questions them. The outside world forces Klaes to burst open her works, a break heralded by organic foundations, unfinished surfaces as well as textures causing friction. Moreover, in the same way the Flemish artistic explorer Victor Servranckx did, Klaes showers her drawings and paintings with a surplus of humanity.
Unable to reconcile herself to superficial beauty, Klaes is driven to figurative art. Symbolic elements counter an existential scream prompted by self-preservation. It’s an expression of the anger and anxiety Klaes struggles with when confronted with the political, social and cultural issues of the day. In times of prejudice and nonsense shouting down rational arguments, Klaes advocates a more decent society.
Some keep a diary to create the cocoon in which life and work take shape, Klaes draws on a daily basis for the same purpose. The inner peace drawing brings about enables her to explore other forms and to condense meaning. By applying more sensory content layers, Klaes wants to broaden both her commitment and the spectator’s outlook. She confronts formal structures with images of a poisoned, industrialised environment, making the oppression of mankind almost physical. Her drawings and paintings thereby reflect a yearning for a society in which one can breathe and develop oneself, a longing she shares with early twentieth century avant-garde artists for whom absolute freedom was unconditional.
In life and work Klaes keeps the hope alive that the intellectual emancipation of the individual will eventually breathe new life into the democratic model, bringing about a society in which people blossom, feel free to dream and guard solidarity. That is exactly why references emerge to a ‘thinking’ and therefore ‘fighting’ painter like Oskar Kokoschka. Being the animating force of the Schule des Sehens, he taught young people to be more conscious of themselves and surrounding reality. For Klaes too, art is the weapon to free a more profound meaning and to install a deeper understanding of reality in fellow men’s minds. This way, she averts what Johan Huizinga described in 1935 as ‘a possessed world’ in which flags are still flapping and engines still running, but from which ‘the spirit has disappeared’.
Van nature strijdvaardig zet Annik Rachel Klaes haar niet aflatende cultuurgeloof om in een creatief engagement. In haar artistieke praktijk onderzoekt ze de eigentijdse maatschappij op haar waarden en stelt ze deze ter discussie. De buitenwereld dwingt haar om haar werken open te breken, een breuk die in veel van haar kleurige, geometrisch opgebouwde composities wordt aangekondigd door organische ondergronden, onafgewerkte vlakken of composities die wringen of onder de verflagen zichtbaar blijven. Bovendien geeft Klaes haar tekeningen en schilderijen, in de lijn van de Vlaamse artistieke verkenner Victor Servranckx, een surplus aan menselijkheid mee.
De onmogelijkheid om zich kritiekloos neer te leggen bij een oppervlakkige schoonheid drijft Klaes naar een figuratieve kunst. Symbolische elementen beantwoorden daarin een door zelfbehoud ingegeven existentiële schreeuw, een expressie van de woede en angst waarmee Klaes worstelt wanneer ze botst met de politieke, sociale en culturele waan van de dag. In een tijd waarin vooroordelen en nonsens soms redelijke argumenten overstemmen, blijft Klaes pleiten voor een meer menswaardige samenleving.
Dagelijks bekwaamt Klaes zich in de lijnvoering. Ze tekent zoals anderen een dagboek bijhouden. Op die manier creëert ze de cocon waarbinnen haar werk gestalte kan krijgen. De gemoedsrust die van het tekenen uitgaat, stelt haar in staat andere vormen te verkennen en hun betekenis te verdichten. Door sensibele betekenislagen aan te brengen, wil Klaes haar betrokkenheid en de blik van de toeschouwer verruimen. Ze confronteert zuiver formele structuren met beelden uit een giftige, geïndustrialiseerde omgeving en maakt zo de beklemming van de steeds aanwezige mens haast fysiek. Klaes’ tekeningen en schilderijen drukken een diepgeworteld verlangen uit naar een samenleving waarin ademruimte is voor het individu en zijn geestelijke zelfontplooiing. Met dat streven vindt ze aansluiting bij de historische avant-garde, die aan het begin van de twintigste eeuw wortel schoot en voor wie de geestdrift voor absolute bewegingsvrijheid onvoorwaardelijk was.
In het werk en het dagelijkse leven van Klaes overleeft de hoop dat de individuele geestelijke bevrijding ook het democratisch model nieuw leven kan inblazen. Het perspectief is een samenleving waarin individuen zich ontplooien, durven dromen en de menselijke verbondenheid vrijwaren. Niet toevallig duiken verwijzingen op naar een ‘denkend’ en dus ‘strijdend’ schilder als Oskar Kokoschka, die als bezieler van de Schule des Sehens jongeren bewust leerde omgaan met zichzelf en de rijkdom van de hen omringende werkelijkheid. Ook voor Klaes is de kunst het gedroomde wapen om een dieperliggende betekenis te bevrijden en te installeren in het geestesoog van de kijkende medemens. Zo bezweert ze de angst voor wat Johan Huizinga in 1935 omschreef als ‘een bezeten wereld’ waarin weliswaar vlaggen nog wapperen en motoren nog draaien, ‘maar de geest geweken’ is.